Vissen op winde als sportvis

Gepubliceerd door beesjen op 01/04/2012 in de rubriek Vrije tijd en hobby - Sport

De winde is een mooie sportvis om te vangen. Het gevecht dat een winde levert aan de hengel levert menig sportvisser een goede dag. Maar hoe vissen op winde is een andere vraag.

Ideale sportvis

De winde is eigenlijk een door sportvissend België en Nederland ondergewaardeer­de vis. Toch is het beslist een aantrekkelijke vis die regelmatig aan een hengel wordt gevangen en die veel meer aandacht en specialisatie ver­dient dan hij nu krijgt. Een winde kan tot een behoorlijke grootte uitgroeien. Een winde aan de hengel springt ook tijdens de dril geregeld uit het water. Welke Nederlandse witvis doet dat? Het voordeel van windes is dat ze op vele manieren te bevissen zijn en op elk tijdstip van de dag kunnen wor­den gevangen. En dat eigenlijk het jaar rond. Dit alles maakt de winde tot een ideale sportvis. De wettelijke minimummaat is 30 cm. En vanwege de gesloten tijd moet elke winde die gevangen wordt tussen 1 april en 31 mei worden teruggezet.

Waar komt winde voor?

Buiten Nederland komt winde voor van Noordwest-Europa tot ver in Siberië. In Nederland zelf is de winde na 1970 aan een opmars begonnen. Na 1985 is het echt hard gegaan met de aanwezigheid van de winde in de grote rivieren. In de jaren zestig ging het door de aanleg van stuwen op de Maas slecht met deze soort terwijl ze daarvoor, in de jaren dertig, alleen erg talrijk was in de Rijn en de daarmee in verbinding staande rivie­ren. In de brakwaterzones ontbrak de winde zelfs geheel, iets wat nu haast ondenkbaar is. Tegenwoordig is de winde namelijk juist in deze zone een algemeen voorkomende vis, bijvoorbeeld in de Nieuwe Waterweg. Ook komt de winde voor in afgesloten wateren en is dan afkomstig uit de kwekerijen van de OVB (Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij). Ook de IJssel is bekend vanwege de trek van windes, vanuit het IJsselmeer, die er in het voorjaar plaatsvindt. We noemen tot slot enkele wateren waar goed winde te vangen is: de Rijn, de Waal, de Lek, de IJssel, de Merwedes en het Haringvliet.

Een winde herkennen

Het is denkbaar dat een ongeoefend oog drie verschillende vissen door elkaar haalt, namelijk blankvoorn (Rot/los rutilus), kopvoorn (Leusciscus cephalus) en winde (Leuciscus idus). Het belangrijkste verschil tussen een winde en een blankvoorn is het aantal schubben op de zijlijn. De winde heeft 55 tot 61 schubben op de zijlijn en de blankvoorn heeft er tussen de 43 en 47. Een winde heeft dus een fijner schubbenkleed dan een blankvoorn. Ook is de bek van een winde behoorlijk wat groter dan die van een voorn. Het verschil tussen een winde en een kopvoorn is te zien aan de anaalvin. Bij een winde is deze holrond, bij de kopvoorn bol­rond. Ook is de kopvoorn een wat rondere vis en heeft hij grovere schub­ben dan een winde. Er is vaak verwarring tussen winde en kopvoorn omdat winde (windvoorn) door niet-kenners soms 'meun' wordt genoemd, terwijl meun als (tweede) naam aan de kopvoorn toebehoort.

Feedervissen op winde

Het is ook heel goed mogelijk met een voerkorf (feederhengel) te vissen op windes. Het vissen op windes is een 'kwaliteitsvisserij', waarbij niet de aantallen of kilo's tellen. En omdat er niet op grote afstanden wordt gevist, kun je kiezen voor een lichte feederhengel. Daarmee kan met een beetje beleid nog altijd een gevulde 60-grams voerkorf worden geworpen. Als standaard kan worden gekozen voor een 40-grams gaaskorf. Door wat extra lijn te geven na de ingooi, blijft deze ook wel in harde stroming liggen. Het is zelfs mogelijk met twee feederhengels tegelijk op windes te vissen. De juiste onderlijnlengte wordt eigenlijk pas tijdens het vissen bepaald, maar als startlengte is 75 cm prima. Kies voor sterke en scher­pe haken en controleer geregeld de haakpunt want tijdens het vissen kan deze snel bot worden door stoten tegen stenen en dergelijke. Laat je kanis en visplateau dit keer maar thuis en neem in plaats daarvan een karper- stoeltje met verstelbare poten mee en enkele losse hengelsteunen.

Waar kun je winde vinden?

Bij het gericht vissen op winde moet je goede plekken in een rivier weten te vinden. Ten eerste kun je letten op de stroming van het water. Windes zijn niet 'vies' van stromend water en zeker een stroomnaad is voor de vissen aantrekkelijk. Ook een neer in de stroming is voor windes een aan­trekkelijk plek. Dan is het een kwestie van peilen. Als je dieper vist dan 4 m levert dat meestal voornamelijk brasems op. Het is voor windes niet snel te ondiep: aan 50 cm water hebben deze vissen al voldoende. Het mooist is een rustige, naar 3 m diepte aflopende bodem met het en der een onregelmatigheid in de vorm van stenen, grind of wat kleibanken. Achter zo'n onregelmatigheid kunnen de vissen een standplaats vinden waarvandaan ze hun voedsel pakken. Strekdammen en oevers versterkt met steenstort oefenen ook een grote aantrekkingskracht uit op windes. Het vissen is vaak een kwestie van aantrekkelijke plekken uitproberen; heb je eenmaal een stek gevonden waar je goed windes vangt, dan kun je er een heel seizoen terugkomen en resultaat boeken. Ook havens en plaatsen waar vrachtboten aanmeren en regelmatig wegvaren zijn vaak goede plekken om te vissen.